Mendel, Watson en Crick
Wetenschappelijke bijdragen voor de juistheid van de evolutietheorie
Voor veel geleerden was de theorie van Darwin moeilijk te geloven. Er was te weinig bewijs. Maar Mendel en Watson met Crick hebben wetenschappelijke bijdragen geleverd voor de juistheid van de evolutietheorie. Hieronder staan wat ze hebben bijgedragen voor de juistheid van de evolutietheorie en of het bewijzen zijn tegen het creationisme en intelligent design.
Mendel – erfelijkheid
Gregor Mendel is een monnik die geboren is in 1822, 13 jaar later dan Darwin. Hij kweekte erwten in de tuin en deed daarmee verschillende proeven en ontdekte dat beide ouders hun eigenschappen aan nakomelingen geven. Hij heeft waargenomen dat er verschillende mogelijkheden zijn in het meegeven van eigenschappen. Zo heeft hij bijvoorbeeld meerdere keren waargenomen dat alle nakomelingen een eigenschap had van de ene ouder en een eigenschap van de andere ouder maar aan een deel van de nakomelingen is meegegeven. Zo heeft Mendel onderscheid tussen dominante eigenschappen en recessieve eigenschappen. Dus sommige eigenschappen zijn sterker dan andere eigenschappen en dat bepaalt voor een groot deel de eigenschappen van de nakomelingen. Zijn ontdekking werd pas veertig jaar later serieus genomen. Deze ontdekking van Mendel dat eigenschappen van ouders volgens een bepaald patroon worden doorgegeven, bevestigde de theorie van natuurlijke selectie. Dit is ook een bewijs tegen intelligent design: volgens intelligent design is alles, zoals hoe wij functioneren en ons ontwikkelen, ontworpen door een intelligent iemand of iets. Dankzij deze ontdekking van Mendel weten we nu dat onze ontwikkeling niet is ontworpen door een intelligent iets of iemand maar dat het bepaalt wordt door de erfelijke eigenschappen van de ouders.
Watson en Crick – DNA
James Watson (1928), een biochemicus, en Francis Crick (1916), een natuurkundige, werkten samen aan de ontdekking van de structuur van DNA. Ze hebben net zo lang met kartonnen modellen van de bouwstenen (ACTG) gepuzzeld totdat alle onderdelen keurig in elkaar pasten. Ze vermoeden dat DNA een spiraal is maar wetenschappers zoals Pauling en Franklin waren het er niet mee eens. Uiteindelijk kreeg Watson nieuwe foto’s van Franklin zonder dat hij het wist en kwam er dankzij de foto’s achter dat DNA een dubbele helix is. Ze maakten een model: een soort touwladder van twee meter hoog, opgebouwd uit twee in elkaar gedraaide spiralen. Ze maakten de treden van de bouwstenen ATCG maar het lukte ze niet, de touwladder kregen ze niet passend, maar dat veranderde op 21 Februari 1953. Watson knutselde weer met de modellen en zag hij in hoe ze de touwladder wel passend konden krijgen: Door een A tegenover een T te plaatsen en een C tegenover een G.
Watson en Crick hebben de Nobelprijs gekregen voor hun ontdekking van de structuur van het DNA in 1962. Watson en Crick zagen dat de structuur van DNA heel geschikt is om erfelijke informatie op te slaan. Elke keer als een cel zich deelt, krijgt elke nieuwe cel hetzelfde DNA. Een bevruchte eicel krijgt altijd de helft van het DNA van de moeder en de helft van de vader.
De structuur en het kopieermechanisme van het DNA is nog niet alles wat Watson en Crick hadden ontdekt: hoe het kan dat het DNA de erfelijke eigenschappen bepaalt. Watson en Crick wisten dat de basen van het DNA als code kunnen dienen voor de bouw van de eiwitten. Deze eiwitten zijn verantwoordelijk voor alle processen in ons lichaam. Watson en Crick vermoedden dat de volgorde van de basen ATCG in het DNA een code zou kunnen zijn voor de aminozuren die tot eiwitten worden geregen. De codes noemden ze de genetische code. De aminozuren samen vormen het eiwit en wordt zo een deel van het DNA, het gen. In elk van onze genen staat precies beschreven hoe onze lichaamscellen een bepaald eiwit moeten maken. De ontdekking van het DNA en de genetische code bevestigde Darwins bevindingen dat diersoorten hun eigenschappen aan hun nakomelingen doorgeven.
© Michali Voulgarakis 2011